Het verhaal van koning Theodoor en Klaartje
Koning Theodoor de Zoveelste is niet gelukkig. Hij wil dolgraag trouwen, maar met wie? Alle prinsessen zijn al bezet. Zijn raadsheer Lodewijk Knekkebreut weet raad; hij gaat in het hele land op zoek naar drie leuke meisjes, die met de koning willen trouwen en dan mag koning Theodoor kiezen. Zo gezegd zo gedaan. Maar het loopt toch niet goed af, want koning Theodoor zit onder de plak bij zijn moeder en in ‘De drie huwelijkskandidaten’ hoor je hoe die nare vrouw de drie meisjes stuk voor stuk de laan uit stuurt.
Dan stelt een eenvoudige tuinman zijn dochter Klaartje voor. Koning Theodoor is op slag verliefd, maar weer gooit zijn moeder roet in het eten. Kan dat meisje nog iets bijzonders? “Jazeker,” flapt de tuinman er uit, “mijn dochter kan goud spinnen uit stro!” Hij snapt zelf niet hoe hij aan die onzin komt, maar het valt in goede aarde; als Klaartje kan bewijzen, dat ze goud kan spinnen mag ze met de koning trouwen.
Twee nachten achter elkaar wordt Klaartje opgesloten met een spinnewiel en stro en twee keer geschiedt het wonder; het stro verandert in goud! Kan ze dan toch zo goed spinnen? Nee, elke nacht komt een klein, akelig mannetje op bezoek, dat het toverwerk doet. Maar niet voor niets; Klaartje moet haar twee dierbaarste bezittingen aan hem geven; haar ring en haar halsketting.
Nóg mag Klaartje niet trouwen. Voor de derde keer wordt ze opgesloten om goud te spinnen. Maar ze bezit niets waardevols meer! Daar heeft het mannetje op gewacht. Hij grijnst gemeen; als Klaartje wil, dat hij goud tovert, is het eerste kindje dat ze later zal krijgen voor hem! Huilend belooft ze dat.
Koning Theodoor en Klaartje trouwen en er wordt een kindje geboren. Meteen staat het mannetje op de stoep. Na lang bidden en smeken krijgt Klaartje nog één kans. Als ze binnen drie dagen achter zijn naam komt, mag ze haar kindje houden. Twee dagen lang verzint Klaartje de ene na de andere naam. Wanhopig voelt ze, dat de goede er niet bij zit. Maar dan komt er fladderhulp. Een rode vogel vliegt binnen; hij zal alle vogels in het land vragen te helpen zoeken naar de naam! In ‘Het lied van de vrolijke vogels’ hoor je, dat die het helemaal zien zitten!
Maar het valt niet mee; pas op het laatste nippertje vindt de rode vogel het mannetje. Midden in een eng en ondoordringbaar bos vol spinnen en slangen. Hij heeft niet door, dat de rode vogel naar ‘Niemand weet’ luistert en – net op tijd – achter zijn naam komt. Gelukkig maar; zo loopt dit verhaal dus toch nog goed af (al scheelde het maar een haartje)!
Downloads:
speelschema
vellen voor in de poppenkast